Stropers

 De hut van Mie Peels was een plaats waar de stropers zich thuisvoelden. De heide tussen Stratum,   Aalst, Leende en Zesgehuchten was hun jachtterrein. Hun enige vijand was de veldwachter van het   dorp, waar zij stroopten. Voor Aalst was dat Cox, in Leende Van Laarhoven, bijgenaamd ‘De Schatter’   en in Zesgehuchten Van Mol.

 De stropers waren dag en nacht in en nabij de hut. Overdag waren het de stamgasten van het café. Gedurende de   nacht sliepen zij op de schelft of in de hooimijt bij de hut. Tot rond de eeuwwisseling stond er bij de hut nog een   vervallen schaapskooi, die ook door de stropers als overnachtingsplaats werd gebruikt.

 Met hulp van een aantal stropers kon een lijst worden gemaakt van de stamgasten van de hut van Mie Peels. Het waren onder andere Leo Vlemmings,   Teun van de Laar, Joep Sebille, Tjeuke Hendriks, Karel Rulo, Jantje Cox, Janus Vervoort (de boer), Harrie, Jan en Piet van Dinther, Jan Stokmans, Harrie en   Jan Verviers, Janus en Frans van Woensel, Tinus Geerings, Grad Lijten, Tieske Frenken, Marten Sas, Marinus en Hannes de Vet, Frans van Deursen, Gerrit   de Roo, Driek van der Putten (Put) en Jan Jonkers. Bijna allemaal zijn ze uit Stratum afkomstig. Een enkeling uit Zesgehuchten of Aalst.

 De Aalsterhut was voor hen een veilige plek. Direct achter de hut was de grens met Aalst en heel dichtbij stond de grenspaal met Stratum. Die paal was   bij de stropers wel bekend. Zij wisten dat aan de ene zijde ‘Stratum’ stond en aan de andere zijde ‘Hees en Leen’. Toen de E9 werd aangelegd is de paal   verplaatst. De paal staat momenteel niet ver van het kasteel van Heeze langs een wei.

 Een van de beruchtste stropers was Teun van de Laar. Een groot deel van zijn leven verbleef hij achter de tralies wegens stroperijen, maar ook in verband   met moord. Teun had ruzie met veldwachter Cox en met Van Elderen. Toen Teun op een zaterdag nabij de hut een haas schoot, hoorde hij meteen   daarna een tweede schot. Veldwachter Cox bleek de hond van Teun te hebben neergeschoten. In de ruzie die ontstond tussen Teun van de Laar en   veldwachter Cox, bij de Aalsterhut, schoot Cox op anderhalve meter afstand Van de Laar in de borst. Tot verwondering van iedereen overleefde Teun dit   schot. Meer respect had Teun voor jachtopziener Willems uit Leende. Deze ging alleen en zonder revolver de stropers te lijf. Ook Leo Vlemmings verbleef   veel bij de hut. Aanvankelijk als stroper, later voorzien van een jachtakte. Dat betekende tevens ruzie met Teun van de Laar, want volgens Teun was Leo   daardoor veel te verwaand geworden. Leo dronk graag een glaasje bier bij Mie Peels. Hij wist zich nog te herinneren dat hem dat vijf cent kostte.   Vlemmings stroopte veel op Zesgehuchtens grondgebied. Daar kreeg hij te doen met Driek van Mol.