Vertrek van Mie Peels

 Nog voor de dood van Jef, had op 9 november 1920 in het Eindhovensch Dagblad een bericht gestaan,   dat de vermaarde Aalsterhut was verkocht aan baron van Tuijll van Serooskerken. Het bericht was   overgenomen uit een andere krant. Het bleek onjuist te zijn. Op 16 mei 1925 stond in diezelfde krant   een advertentie, waarbij de kinderen Peels de hut te koop aanboden.

 Overdag ging hij in het dorp de brieven bestellen. Met de fiets ging hij dan alle gehuchten af. Ook de Aalsterhut lag   officieel in Zesgehuchten. Als Mie Peels post ontving, moest Harrie met zijn fiets dwars door de hei naar de hut. Een   half uur extra kostte hem dat. Naar Harrie mij vertelde, werd hij door Mie steeds voor deze dienst beloond met een   glas bier, zodat de inspanning niet voor niets was.

 Die grond in Leende had Mie van haar ouders gekregen. De grond in Valkenswaard was aangekocht. Al met al een behoorlijk bezit voor die tijd. De massa   werd op 23 mei 1925 ingezet op F 3600,-. Op 27 mei meldde de krant de verkoop. Voor Eindhoven was dat zo’n bijzonderheid dat dit op de volgende wijze   in de krant stond:

Belangrijk nieuws uit stad en omgeving De Aalsterhut van J. Peels is verkocht. Over de verkoop werd het volgende geschreven: De Aalsterhut met den uitgestrekten grond voor F 5225,-. De heer Verstappen, bakker te Stratum, heeft voor zijn principaal, de Aalsterhut, hier welbekend, en bewoond door J. Peels met al de bijbehoorende landerijen, weilanden en heidevelden gekocht voor een som van F 5225,-; Maandag had deze verkooping ten overstaan van notaris Hoffman alhier plaats.

 Naar we vernemen werd Verstappen 3 dagen bedenktijd toegestaan.

 Die principaal was waarschijnlijk baron van Tuijll van Serooskerken. Deze bezat de omliggende landerijen, bovendien had hij tegenover de hut een   nieuwe boerderij laten bouwen, die nu nog de naam ‘De Aalsterhut’ draagt. Toen die drie dagen voorbij waren en de koop definitief was, verscheen het   volgende bericht in de krant:

30 mei 1925: De hut van Peels getuige van veel lief maar vooral van veel leed, zal dan in andere handen over gaan. Ik denk dat de nieuwe eigenaar niet zo de algemeene belangstelling zal trekken als de vorige, de publieke vermakelijkheden, van weleer zullen wel tot het verleden behoren.

 Volgens de verkoop zou de hut in 1926 te aanvaarden zijn, maar de toestand van het pand was inmiddels zo slecht, dat daar niemand meer wilde wonen.   Het huis zelf was ingezet voor F 200,-, hetgeen al genoeg aangeeft. In de zijgevel was een grote scheur van onder naar boven. Het dak was slecht. De   gevel aan de Stratumse zijde was helemaal open en Jef had gedurende zijn leven de rest wel kapotgeslagen. In een van de muren had hij een gat   gemaakt, waar hij door naar binnen kon komen. In enkele vertrekken werden de muren zelfs met boomstammen ondersteund.

 Toch bleven Mie en haar kinderen daar nog wonen tot in de zomer van 1927. Toen was zij zelf zo in haar gezondheid achteruit gegaan dat zij moest   verhuizen. In Aalst gingen zij wonen, niet ver van het Station (Waalreseweg 48). Het huisje waar zij het laatst woonden, had als huisnummer Stationstraat   116 (tegenwoordig Koningin Julianalaan 42). Mie heeft daar niet lang gewoond. Zij overleed te Aalst, toen al gemeente Waalre, op 30 augustus 1928. Een   ets uit 1926 of 1927 van Constant Nefkens, welke in café Oud-Eindhoven hing, was in 1940 voor Lodewijk van Woensel (Louis Vrijdag) aanleiding een   gedicht aan deze bijzondere vrouw te wijden. Het tekent de sfeer uitstekend. Mie overleed echter niet in de Aalsterhut, maar in Aalst